Welke gemotoriseerde sport je ook bekijkt, er zal altijd een verdeling zijn tussen de coureur en het voertuig. In het geval van de
Formule 1 is het voordeel voor een steeds groter percentage gaan liggen bij de bolide en minder bij de racers zelf. Coureurs die rijden in auto’s die niet tot de top behoren, zoals
Nico Hulkenberg van
Renault, balen dan ook als een stekker.
“De auto’s zijn te makkelijk om te besturen tegenwoordig”, citeert
Auto Motor und Sport de Duitser. “
Je maakt amper fouten en je hebt vrijwel niets aan moed of rijvaardigheid: Iedereen in de Formule 1 is al nagenoeg perfect. Hoe kan je het verschil maken als de remafstand uitermate klein is, of sneller op het gas gaan als de auto’s dat al toelaten?” “Vroeger moest je uiterst voorzichtig te werk gaan in Melbourne bijvoorbeeld, als je in bocht twee en bocht vier aankwam. Ging je te hard op het gas, dan vloog je eraf. Tegenwoordig heb je dat probleem niet omdat elke auto meer dan voldoende downforce heeft. Je hoeft niet voorzichtig om te gaan met het gaspedaal. Daarnaast is het ook nog zo dat de auto’s veel te log zijn. Ze zijn zo zwaar, dat het voelt alsof je in een tank rijdt als je van richting verandert. Ze zijn gewoon veel te zwaar”, besluit De Hulk.
De coureur in de beste auto zou dus altijd winnen en dit seizoen lijkt de SF90 van
Ferrari de beste te zijn. Niet gek dan ook dat
Max Verstappen na afloop van de GP van Bahrein de vraag kreeg of hij niet liever in de rode bolide had gezeten. Niet dat Verstappen de kans heeft om die wissel op dit moment te maken, en dus niet geheel onverwacht een nuchter antwoord uit de mond van de Nederlander:
“Wij moeten gewoon zorgen dat we met Honda op die plek komen.”