F1 Nieuws

Top vijf: Dit waren de meest voorspelbare en dominante jaren in de Formule 1

Top vijf: Dit waren de meest voorspelbare en dominante jaren in de Formule 1

07-12-2019 20:00

Lewis Hamilton werd dit jaar met een ruime voorsprong wereldkampioen vooral vanwege een sterk begin. Hij won zes van de eerste acht races. Mercedes was dominant want teamgenoot Valtteri Bottas won de andere twee races in het begin van het seizoen. Gelukkig kwam de spanning in de loop van het jaar terug. Er zijn seizoenen geweest waarbij de verschillen in verhouding nog een stuk groter waren waardoor de spanning voor de titel wegbleef. Welke vijf wereldkampioenen hadden de grootste voorsprong in het kampioenschap? Oftewel, wat waren de meest dominante jaren in de Formule 1?

Door de jaren heen zijn er meer wedstrijden bijgekomen waardoor Hamilton veel meer punten kan scoren dan Juan Manuel Fangio in de jaren vijftig. Het begon ooit met zeven Grands Prix en aankomende jaar gaan we met 22 naar een recordaantal wedstrijden per jaar. Het puntensysteem verandert ook regelmatig, zo werd er dit jaar weer een punt uitgedeeld voor de snelste raceronde. We kijken daarom naar het procentuele verschil in punten van de wereldkampoen ten opzichte van de nummer twee. Hamilton werd wereldkampioen met 413 punten, 78 meer dan Valtteri Bottas. Een verschil in punten van ruim 21 procent. De volgende vijf wonnen de titel met een voorspong van meer dan 40 procent. Riemen vast want er komen veel feitjes voorbij.

1. Nigel Mansell – 1992: 48.1 %

Nigel Mansell reed begin jaren negentig in een Williams-Renault. In dat jaar een ongelofelijk dominante auto waardoor er een einde kwam aan het tijdperk van Mclaren. Daarmee ook een einde aan de dominantie van Ayrton Senna en Alain Prost die in de vier jaren ervoor de wereldtitels verdeelde.

Er waren zestien races waar Mansell samen met zijn Italiaanse teamgenoot Riccardo Patrese aan de start stond. Gek genoeg reed Patrese met een iets andere motor. Dat verklaart mogelijk de dominantie van Mansell op zijn teamgenoot of hij was duidelijk een klasse beter. De Brit won de eerste vijf races, en acht van de eerste tien wedstrijden. De teller eindige op negen overwinningen voor Mansell. Zijn teamgenoot won slechts de voorlaatste race waardoor hij geen moment in de buurt kwam van de Engelsman. Het aantal keer pole was mogelijk nog indrukwekkender. Slechts twee keer mocht Mansell niet vooraan starten en teamgenoot Patrese pakte ook een keer pole waardoor Williams één keer de kwalificatie niet won. Zo ziet dominantie eruit.

Mansell pakte 108 punten, 52 meer dan naaste belager en teamgenoot Riccardo Patrese. In de laatste vier races haalde Mansell drie keer de finish niet. Twee keer vanwege technisch ongemak en een keer door een aanvaring met Senna. Het verschil met de rest had nog een stuk groter kunnen zijn.

 2. Michael Schumacher – 2001: 47.2 %

De Duitser reed uiteraard voor Ferrari, waar hij 1996 begon. In 2000 werd Schumacher voor het eerst wereldkampioen bij de Scuderia maar zijn titel in 2001 werd de meest dominante. Het was alweer zijn vierde titel met dit keer 123 punten. David Coulthard werd ‘best-of-de-rest’ met een achterstand van 58 punten in een Mclaren-Mercedes.

Er waren zeventien races waarvan Schumacher er negen won en elf keer op pole stond. Vijf races voor het einde waren de kaarten al geschud. Zijn broertje Ralf Schumacher maakte in zijn Williams-BMW het familiefeest compleet door twee andere Grands Prix te winnen.

Teamgenoot van Schumacher Rubens Barrichello was dat jaar de Valtteri Bottas uit 2018. Met geen enkele overwinning en geen enkele pole werd hij derde in het kampioenschap. Zijn rapport bestond uit heel veel tweede en derde plaatsen. Ideaal voor een tweede man. Al gingen er geruchten dat Schumacher met de beste spullen reed maar dat zal weinig hebben uitgemaakt want de Duitser was van de buitencategorie. Tot slot nog een leuk weetje. 2001 was het jaar waarin latere wereldkampioenen Fernando Alonso en Kimi Raikkonen debuteerde in de Formule 1.

 3. Jackie Stewart – 1971: 46.8 %

Jackie Stewart vierde dit jaar zijn 80ste verjaardag, dat weerhoudt de Engelman er niet van om af en toe zijn gezicht te laten zien tijdens raceweekenden. Rond 1970 reed de kleine Engelsman in de Formule 1 en pakte hij in negen seizoenen drie keer de titel. De grootste voorsprong had hij in 1971 toen hij in een Tyrell Ford reed waarmee hij 62 punten verzamelde. Het was zijn tweede wereldtitel.

Dat jaar won Sir Jackie zes van de elf races. Hij won vijf van de eerste zeven wedstrijden waardoor het kampioenschap al na de achtste race was beslist. Zes keer kwalificeerde hij zich als eerste. In 1971 mochten de rijders nog twee slechte resultaten wegstrepen. De vijf beste resultaten uit de eerste zes wedstrijden telden mee voor het kampioenschap, plus de vier beste resultaten uit de laatste vijf wedstrijden. De Zweed Ronnie Peterson werd tweede zonder een Grand Prix te winnen met 29 punten achterstand op de Engelsman. Teamgenoot van Stewart was de Francois Cevert. De Fransman won alleen de laatste race van het seizoen, een magere opbrengst.

In die tijd had je per Grand Prix nog gastrijders. Daarom deed Gijs van Lennep mee aan de Nederlandse Grand Prix op Zandvoort waar hij knap achtste werd. Een ene Niki Lauda reed dat jaar alleen de Grand Prix van Oostenrijk maar haalde de finish niet.

 4. Michael Schumacher: 2002: 46.5 %

De Duitser komt nog een keer voor in deze lijst en dat onderstreept de dominantie van Ferrari aan het begin van deze eeuw De Italianen werden met Schumacher vijf keer op rij wereldkampioen.

Het jaar 2002 bestond uit zeventien races en het meest indrukwekkende was dat Schumacher bij elke race op het podium stond. Elf keer nam hij de grootste bokaal in ontvangst wat tot op de dag van vandaag een record is. Lewis Hamilton evenaarde dit jaar de Duitser maar mocht daar vijf wedstrijden langer over doen. Schumacher won zeven keer de kwalificatie op zaterdag.

Met een totaal van 144 punten was hij de enige coureur die de barrière van honderd punten doorbrak. Ook dit jaar was de Braziliaan Rubens Barrichello zijn teamgenoot maar wist hij nu wel vier keer te winnen, dat leverde hem een tweede plek op in het kampioenschap, met 77 punten. Ferrari wist maar liefst vijftien wedstrijden te winnen.

 5. Jackie Stewart - 1969: 41.3 %

Ook de Engelsman staat voor de tweede keer in deze top vijf. Twee jaar voor zijn meest dominante seizoen pakt hij op overheersende wijze zijn eerste wereldtitel. In 1969 deed Stewart dat in een Marta-Ford. Jean-Pierre Beltoise was zijn teamgenoot die elf races de kans kreeg om Stewart te verslaan maar daar niet in de buurt kwam. De Fransman werd slechtst vijfde en bleef zonder overwinning maar hij reed met een ander chassis dan wereldkampioen Stewart

Tijdens de kwalificatie was er weinig te merken van de dominantie van Stewart want hij kwalificeerde zich maar twee keer als eerste. Op zondag maakt de Engelsman een hoop goed door zes keer naar de overwinning te rijden. Hij deed dat voornamelijk tijdens de eerste helft van het seizoen waar hij vijf keer won, onder andere op Zandvoort. Met 63 punten bleef de Engelsman nummer twee Jacky Ickx (37 punten) ruim voor. 

Jacques Villeneuve - 1997: 48.1%

De Canadees werd in 1997 met een ruime voorsprong wereldkampioen maar dat kwam omdat Michael Schumacher na de laatste race uit de uitslag werd geschrapt. De Duitser probeerde in de laatste wedstrijd Villeneuve van de baan te rijden voor de wereldtitel omdat hij met drie punten voorsprong aan de race begon. Zijn actie eindige in de grindbak terwijl Villeneuve doorreed en zich verzekerde van de wereldtitel. Als Schumacher niet was geschrapt uit het klassement was het verschil slechts drie punten geweest, vandaar dat dit jaar niet is opgenomen in de top vijf.