Mercedes wederom de meest betrouwbare motorbouwer, Ferrari op P2

8:00, 21 dec 2018
4 Reacties
Een krachtige motor bouwen die de meeste PK uit het 1.6 literblokje weet te persen, is een uitdaging, maar er komt nog meer bij kijken. Immers krijg je als team ook slechts drie van de krachtbronnen voor een volledig seizoen, waar afgelopen seizoen 21 races op de kalender stonden. Tijd om de cijfers erbij te pakken om te zien welke motorbouwer en welk team het vaakste de finish haalde.

Mercedes aan kop

Niet alleen pakte Mercedes de titel bij de coureurs en de constructeurs, de Duitse renstal kende ook de minste problemen met de motor in 2018. Slechts twee keer kampte de motor van Mercedes met een niet te verhelpen probleem. Dat het bij beide wagens in dezelfde race gebeurde (in Oostenrijk), was uiteraard extra zuur voor het team. Afgezien van de twee uitvalbeurten door motorproblemen, kampte de krachtbron van Lewis Hamilton in Bahrein ook met een probleem. Dat kon worden verholpen, maar zette wel een streep door een goede kwalificatie voor de Brit.
Ferrari was het enige team dat zich wist te houden aan het maximale aantal motoronderdelen per seizoen. Drie verbrandingsmotoren, turbo’s en MGU-H’s, twee van de rest. Tot twee keer toe zorgde een softwareprobleem in de wagen van Kimi Raikkonen voor het uitvallen van de turbo, maar kon dat probleem worden verholpen voorafgaand aan de volgende race.
Qua gemaakte kilometers steekt Mercedes wel ruim boven Ferrari uit, aangezien het Italiaanse team vaker de wagen langs de kant van de baan moest parkeren. Niet vanwege motorproblemen, maar andere schade. Seb die zijn bolide keurig in de muur parkeerde in Duitsland, Kimi die met flinke schade de pits op moest zoeken in België na de chaos in bocht één. Mercedes legde bijna 12.5000 racekilometers af, terwijl Ferrari nog niet eens de 12.000 aan wist te tikken.

Renault, Honda en Red Bull

Waar er winnaars zijn, zijn er ook verliezers. In dit geval is Toro Rosso dankzij de Honda-motor het team met de dikste onvoldoende. Zeven keer gooide de krachtbron van de Japanners roet in het eten, vijf keer bracht een ongeluk vroegtijdig een eind aan een race. En zelfs met vrijwel elke race een verse motor achterin, wist het satellietteam van Red Bull de minste kilometers te maken gedurende de 21 races.
Over Red Bull gesproken, de Oostenrijkse renstal foeterde afgelopen seizoen aan de lopende band over de krachtbron van Renault. Het fabrieksteam haalde negen keer de finish niet (deels door crashes, deels door motorproblemen), terwijl Red Bull 12 DNF’s te verwerken kreeg. Eigenlijk elf, aangezien Max Verstappen wel 90% van de race wist te rijden voordat hij uitviel met remproblemen. Van die twaalf incasseerde Daniel Ricciardo de overgrote meerderheid, namelijk acht stuks.
Twee van de twaalf keer (en ook meteen in één race) waren het resultaat van een crash, één keer schade aan de ophanging, één keer de koppeling, één keer het differentieel en één keer de steun van de uitlaat die het begaf (Daniel Ricciardo in Oostenrijk). De rest van de problemen kan op Renault af worden geschoven.

Haas zonder problemen

Opvallend is vooral Williams, dat na Ferrari en Mercedes de meeste racekilometers wist te rijden. Nipt achter Ferrari met dik 11.500 kilometers, staat het Britse team. Eén van de voordelen van achteraan rondrijden is dat je ook niet heel hard hoeft te gaan.
Haas is de vreemde eend in de bijt door geen enkele keer een motorisch probleem te hebben. Bij het Amerikaanse team was er alleen ruzie met de wielschroeven, brokkenpiloot Romain Grosjean en twee diskwalificaties.