Honderden miljoenen uitgeven en dan nog alleen mee kunnen doen om de laatste magere punten in de top tien. McLaren is één van de teams waar dat het geval is en voor kersverse teambaas Andreas Seidl was dat even wennen: In het Porsche LMP1-programma en daarvoor bij BMW, was dat probleem een stuk kleiner. De Duitser meent dat het gelukkig slecht een kwestie van tijd is voordat daar verandering in komt.
“Het is overduidelijk dat er een gigantisch verschil is tussen de drie topteams en de rest. Als ik terugkijk naar de Formule 1 van tien jaar geleden, het moment dat ik vertrok, dan is het in die tijd alleen maar erger geworden. Een paar teams die hun budget steeds opschroeven, meer mensen aannemen en betere faciliteiten neerzetten.”
“Zo’n werkwijze is simpelweg niet duurzaam en dat zie je ook aan de sport. Wil je mee kunnen doen in de top, dan zal je echt serieus geld op tafel moeten leggen. Vooralsnog denk ik dat we best optimistisch mogen zijn dat de FIA en de Formule 1 vanaf 2021 met veranderingen zullen komen die dat grotendeels ongedaan maken.”
“Niet alleen vanuit een sportief oogpunt, maar ook de commerciële kant. De gesprekken die we hebben gevoerd, hebben aangetoond dat de betreffende organisaties de juiste kant op willen.”
In 2018 gaf McLaren een slordige 220 miljoen dollar uit gedurende het seizoen, dik tien miljoen meer dan het jaar daarvoor. In plaats van een aanzienlijke verbetering, was het wederom een jaar punten schrapen na de GP van Spanje. In 2019 lijkt het vooralsnog wat soepeler te gaan, met een behoorlijk competitieve auto en twee prima coureurs.
